Australië is geen land dat je even snel leert kennen. Het is een continent op zichzelf, met afstanden die niet in uren maar in vluchten worden gemeten, en landschappen die zich uitstrekken tot de horizon. Wie erheen reist, moet schakelen — in ritme, in seizoenen en in perspectief. Want waar het in Europa winter is, begint daar de zomer, en waar wij rechts rijden, rijdt men daar links, maar met een ontspannen vanzelfsprekendheid.
Toch is het niet alleen de grootte die indruk maakt. Australië is een land van contrasten: bruisende steden als Sydney en Melbourne, afgelegen dorpen in de outback, tropische regenwouden en droge woestijnen. De oorspronkelijke bevolking, de Aboriginals, leeft er al tienduizenden jaren, en hun sporen zijn zichtbaar in verhalen, rotstekeningen en heilige plaatsen die nog altijd worden geëerd.
Voor veel reizigers voelt Australië vertrouwd en vreemd tegelijk. De taal is Engels, de sfeer westers, maar de dieren, het licht en het landschap maken direct duidelijk dat je ergens anders bent. Hier kun je op één dag een kangoeroe zien, een koraalrif verkennen en verdwalen in een stad die voelt als een mix van Europa en Californië. Australië vraagt wat van je, maar geeft veel terug.