Burundi ligt verscholen in het hart van Afrika, tussen Rwanda, Tanzania en de Democratische Republiek Congo. Aan de westgrens strekt zich het Tanganyikameer uit, een van de grootste en diepste meren ter wereld. Daarachter die je de groene heuvels met dorpjes die zich vastklampen aan steile hellingen. Geen grote vlaktes, geen indrukwekkende skylines — maar een landschap dat langzaam beweegt, net als het land zelf.
In oppervlakte is Burundi een van de kleinste landen van het Afrikaanse vasteland. Toch is het nergens leeg. De bevolking groeit snel, landbouwgrond is schaars, en het platteland is dichtbevolkt. Wegen zijn smal, markten levendig, en de infrastructuur is eenvoudig. Er zijn weinig duidelijke scheidslijnen tussen stad en land, formeel en informeel. Alles loopt in elkaar over, zoals dat gaat in een land waar mensen weinig hebben maar veel delen.
De politieke geschiedenis van Burundi is zwaar. Decennialang was het toneel van etnisch geweld, machtswisselingen en burgeroorlogen. Die geschiedenis laat sporen na, niet alleen in herinneringen, maar ook in het dagelijks leven. Vertrouwen groeit langzaam, net als stabiliteit. Hoewel er geen open conflict meer is, blijft de democratie kwetsbaar en het bestuur gesloten. Media zijn beperkt, oppositie is stil, en wie vragen stelt moet weten aan wie.
Toch is Burundi meer dan zijn verleden. In het klein zie je iets wat niet kapot is gegaan: dorpen die functioneren, gezinnen die vooruit willen, jongeren die dromen hebben. De kracht van het land zit in mensen die het nergens van moeten hebben, behalve van elkaar.