Cambodja verrast bezoekers met eeuwenoude tempels en een jonge bevolking. Door het vlakke landschap kronkelt de Mekong, terwijl aan weerszijden rijstvelden glinsteren die zelfs tijdens droge maanden nog lichtgroen kleuren. In de vroege ochtend verlaat een stoet monniken in safranÂoranje gewaden hun pagodes om aalmoezen op te halen; een stil ritueel dat een kalme toon zet voor de rest van de dag. De geur van citroengras stijgt op uit straatkeukens, naast onverwachte aromaâs van gefrituurde spinnen en krekels die als krokante snack dienen. Rond zonsondergang klinkt muziek waarop Apsaraâdanseressen in glinsterende hoofdtooien een verhaal uitbeelden met elegante handgebaren.
Cambodja ligt in het zuidelijke deel van het Indochinese schiereiland en grenst in het westen aan Thailand, in het noorden aan Laos en in het oosten en zuiden aan Vietnam. De kustlijn aan de Golf van Thailand is kort maar bevat mangroves, zandstranden en eilanden zoals Koh Rong. In het hart van het land ligt het Tonlé Sapâmeer; dit meer zwelt in de regentijd tot een van de grootste waterreservoirs van ZuidoostâAziĂ« en levert vis aan miljoenen mensen. Rond het meer ligt een uitgestrekte alluviale vlakte waar rijst kan groeien dankzij rivierafzettingen van de Mekong. Het oosten en noordwesten bestaan uit lage bergketens die de vruchtbare vlakte als een hoefijzer omringen en regenwolken vasthouden voor de landbouw.
De geschiedenis is zichtbaar in lagen. RuĂŻnes in de jungle verwijzen naar het machtige Khmerârijk dat vanaf de negende eeuw enorme steenÂsteden bouwde en uitgekiende waterÂwerken aanlegde. Phnom Penh toont een latere periode met het Koninklijk Paleis, waar vergulde daken en de Zilveren Pagode boven de rivier uitsteken. Het collectieve geheugen draagt echter ook de zwaarte van de Rode Khmerâjaren. Gedenkplaatsen als Choeung Ek herinneren aan het verdriet, maar vertellen tegelijk over veerkracht en de wil om verder te gaan.